Gemeentegrenzen in het taalonderwijs voor peuters

Samenvatting (dossier 2017.2078)
De heer N. heeft een zoon van 2,5 jaar.  Het gezin van de heer N. woont in Rotterdam IJsselmonde. De heer en mevrouw N. kiezen ervoor hun zoon op een peuterspeelzaal de Peuterbol in Bolnes in de gemeente Ridderkerk te plaatsen. Daar is direct plek, ze vinden het een goede peuterspeelzaal en het is vlakbij hun huis in IJsselmonde.

Het gezin van de heer N. is tweetalig. Daarom krijgt hij een CJG-indicatie voor voor- en vroegschoolse educatie (vve). Kinderen als de zoon van de heer N. hebben zo de mogelijkheid om op kosten van de gemeente 6 uur extra voorschool te krijgen. Die 6 uur vve is een aanvulling op de 5 of 6 uur per week dat de zoon van de heer N. al naar de voorschool ging (ook wel groep 0 of peuterschool genoemd).

De gemeente Rotterdam subsidieert echter alleen Rotterdamse kinderen op Rotterdamse peuterspeelzalen. De gemeente Ridderkerk subsidieert alleen Ridderkerkse kinderen op Ridderkerkse scholen. De zoon van de heer N. valt zo tussen de wal en het schip. Hij heeft de vve echt nodig, maar krijgt die niet. De heer N. kan dit niet begrijpen en vraagt de kinderombudsman om zijn oordeel.

De kinderombudsman vindt het niet relevant of het een bewuste keuze van de ouders is om hun kind in een andere gemeente naar de peuterspeelzaal te laten gaan of dat er vanwege wachtlijsten geen mogelijkheid is om 6 uur extra voorschoolse educatie in Rotterdam te krijgen. Het landelijke doel van de regeling is zowel in Rotterdam als in Bolnes hetzelfde: dat peuters die daarvoor in aanmerking komen extra taalonderwijs krijgen, zodat zij bij aanvang van de Basisschool hetzelfde taalniveau hebben als hun leeftijdsgenoten. De kinderombudsman ziet niet in dat dit afhankelijk zou moeten zijn van gemeentegrenzen. Vooral omdat het een landelijke regeling betreft.

De gemeente Rotterdam had daarom niet zonder meer het verzoek van de heer N. om voor zijn zoon vve in Bolnes mogelijk te maken, af mogen wijzen. De kinderombudsman vindt dat de gemeente Rotterdam in het belang van de zoon van de heer N. met de gemeente Ridderkerk had moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat hij wel de benodigde vve zou krijgen.

De kinderombudsman verbindt 2 aanbevelingen aan zijn oordeel:

Aanbeveling 1 
Zorg dat er regionale afspraken worden gemaakt over de voor- en vroegschoolse educatie van alle kinderen vanaf 2,5 jaar zodat het mogelijk is dat zij die vve ook krijgen als zij niet in hun eigen gemeente een vve-instelling bezoeken.

Aanbeveling 2
Zorg ervoor dat de zoon van de heer N. alsnog gebruik kan maken van de door het CJG geïndiceerde gratis extra uren vve op de Peuterbol.

De wethouder reageert dat hij overleg heeft gehad met de gemeente Ridderkerk om de inhoud van het vve aanbod en de voorwaarden waarop peuters gebruik kunnen maken van eventueel gratis dagdelen Extra Spelen en Leren op basis van een indicatie, af te stemmen. De ombudsman vraagt zich af welke concrete resultaten bereikt zouden kunnen worden met regionale afstemming.

De 2e aanbeveling vindt de wethouder niet van toepassing omdat er goed bereikbaar en beschikbaar aanbod vve in Rotterdam is.

De kinderombudsman betreurt de reactie van de wethouder. De kinderombudsman vindt dat de wethouder onvoldoende rekening houdt met alle bijzondere individuele omstandigheden van deze peuter. Op grond van het behoorlijkheidsvereiste Maatwerk, zou de wethouder bereid moeten zijn om af te wijken van het algemeen beleid om onbedoelde en ongewenste consequenties te voorkomen. De zoon van de heer N. zit al een tijd op de Peuterbol en heeft volgens een deskundigenrapportage een fikse taalachterstand. Daarbij komt dat zijn ouders de extra uren vve niet zelf kunnen bekostigen. Hij zou de extra uren vve dan alleen kunnen krijgen als hij weggaat bij de voor hem vertrouwde Peuterbol. De kinderombudsman vraagt zich af in hoeverre een dergelijke overgang in het belang van het kind is.

Het volledige rapport vindt u hier